Surhuizum krijgt een klok in de toren

In 1630 besluit men dat er een klok in de kerktoren van Surhuizum moet komen te hangen. De bekende klokkengieter Hans Falck wordt gevraagd voor deze klus. Hij staat bekend om zijn fraaie gietwerk. Sinds 1616 heeft de uit het Duitse Neurenberg afkomstige geschut en klokkengieter een gieterij in Leeuwarden. In 1617 maakt hij een klok voor Augustinusga en in 1620 voor Buitenpost. Voor de Oldehove in Leeuwarden goot hij in 1633 de ruim zes ton zware luidklok.

De klok van Surhuizum is met licht profiel gegoten, dat wil zeggen dat de klok lager klinkt dan dat de onderdoorsnede aangeeft. Men beschikt hierdoor over een lager klinkende klok, wat echter ten koste van de draagkracht gaat. De toonhoogte is ongeveer een Dis 1 bij een onderdoorsnede van 122 cm. Het opgegeven gewicht uit de oorlogsregistratie is 1030 kg. Als vergelijking; een Dis 1 klok met een normale wanddikte heeft een onderdoorsnede van 130 cm en weegt ongeveer 1300 kg.

Als bijzonderheid aan de klok kan vermeld worden dat bij het gieten van de klok het klepelophangoog een kwartslag gedraaid is ingegoten zodat de klok nooit in een normale positie kon worden opgehangen omdat het luiden dan onmogelijk zou zijn.

De luidklok van Surhuizum.
In de tekstband van de klok staat: Int iaer ons heren ducent ces hondert ende dertich heft my Hans Falck van Nuerenberg ghegoten. Op de flank staan de namen van de geldgevers voor de luidklok met daaronder de familiewapens: Tierck Bulens grietman van Achtcasspel, Pieter Bulens ontfanger van Achtcasspel, Hero Wyaarda i.u.d. en raad ter admlt in Frieslant, Wilhelmus Ioannis praedicant in Suyrhuisum, Merten Tadema, Buwe Ewes Pavinga, Focco Iansen kerckvocht, Anne Fredses, Focco Richaei, Wydt Sickema.
Wapenschilden op de luidklok van Surhuizum.

Midden in de oorlogstijd, juli 1942, verschijnt een verordening van Rijkscommissaris Seys-Inquart, waarin vermeld wordt dat voorwerpen van diverse metalen, waaronder koper, aangemeld moeten worden voor verwerking in de oorlogsindustrie. In de herfst van datzelfde jaar begint de grote klokkenroof. In maart 1943 wordt de klok uit de toren van Surhuizum gehaald. Volgens overlevering zijn de oudere en zware klokken niet meteen omgesmolten en verwerkt, maar werden deze opgeslagen in Giethoorn. In de oorlogsdocumentatie is het nummer van de klok eerst 2-5-c, later 2 M 124. Op 23 maart werd de klok naar de opslagplaats in Giethoorn afgevoerd, waar ze rest van de oorlog bleef staan. Het transport kostte f. 185,00.

Na de oorlog, in de herfst van 1945, haalt men de luidklok weer terug naar Surhuizum en wordt ze weer opgehangen op haar oude plaatsje. Een niet alledaagse klus die toch vele Surhuizumers niet zal zijn ontgaan. Toenmalig predikant J. Postma schreef hier op 30 oktober 1945 dit over:

“Een klok keert weer…”

Daar stond sinds oude tijden, een toren hoog en heer.
Die zag reeds vele eeuwen, op ’t nietig mensdom neer.
Zijn grijs bemoste spitse, die stijl omhoge rees.
Geleek een reuzenvinger, die naar de hemel wees.

De scherpe tand der tijden, die immer onversaagd
’t vergankelijke doet sneven, had ook aan hem geknaagd.
Maar nog de tand der tijden, noch der elementen kracht,
had ooit die oude toren, nog van zijn stuk gebracht.

Zijn stoere stalen stemme, vermelde uur na uur.
De tijd, die immer wisselt en korter wordt van duur.
Zijn stoere stalen stemme, zij riep de mensdom toe:
Gedenk, gedenk te sterven! Gij weet niet waar en hoe!

Zijn stoere stalen stemme, zij luidde storm en brand.
Sinds driemaal honderd jaren. Over der Friezen land.

Daar kwamen woeste horden, in feldgrau en in zwart.
Met laarzen en met petten en helemaal geen hart.
Zij zwermden over ’t landje, het landje bij de zee.
En wat hen voor de voeten kwam. Zij roofen alles mee!

Zij zagen ook die toren, zij hoorden ook die klok,
Die door haar held’re stemme zozeer de aandacht trok.
Hun bloedbesmeurde handen, steeds azend op een buit,
zij strekten almaar graaiend naar d’oude klok zich uit.

En stil en stom en somber verbijtend zijne smart
Stond thans die oude toren, een toren zonder hart!

De tijd vliedt immer henen, de tijd vliedt rusteloos voort
Door daden noch door dingen in haren loop gestoord.
Zij is de onmerkbare volvoerder van het Lot.
Zij is de dienaresse slechts van den hogen God.

Door haar vergaan de eeuwen en ruggen trekt zij krom.
Door haar gaan kronen wank’len, en tronen vallen om…

De grauwe en zwarte honden, met laarzen en met pet,
zij hebben ondervonden, de waarheid van die wet.
Zij zijn reeds lang verdreven uit ’t landje bij de zee
Tot staving van de woorden, na de oorlog komt weer vree!

Wat in die tijd ook wankeld’ of ook teloor mocht gaan,
die oude grijze toren, die is altijd blijven staan.
Te wachten, al maar wachtend, op d’oude torenklok,
die door haar held’re stemme zozeer de aandacht trok.

Dat wachten nam een einde, het is gelijk weleer.
Zij ziet weer uit den hoge, op ’t nietig mensdom neer.
Haar stoere stalen stemme, verkondigd weer het uur,
der tijd die al maar korter, en korter wordt van duur.

De stoere stalen stemme, zij roept weer ’t mensdom toe:
Gedenk, gedenk te sterven! Gedenk wanneer en hoe!
De stoere stalen stemme luid strakt weer storm en brand,
zoals driehonderd jaren, over ons Friezenland.

De stoere stalen stemme, zij waarschuwt elken dag,
ons vier en twintig malen, de tijd sluit geen verdrag.
Zij wisselt op één wenk slechts, maar staat geen oogwenk stil,
dan slechts wanneer haar meester, den hogen God het wil.

Sinds dit tijd hang de klok weer vertrouwd in de markante gemetselde toren van Surhuizum en klinkt haar geluid weer om de kerkgangers uit te nodigen voor de dienst.

Kornelis van Dekken

Dit venster is gebaseerd op informatie van de heer Jan Kuipers. De foto van de luidklok is afkomstig van Wikipedia en de illustratie met de wapenschilden is afkomstig uit de Grutte Gelf.